Winterrit


Als het trottoir me koud bekijkt
en ik aarzelend een deur verlaat,
voel ik hoe schrale winterlucht
met mager zonlicht in de straat
wreed langs m'n benen strijkt.


Geen mens die 'k bij de halte
hier groeten kan en naar me lacht
als vriend of als gestalte,
die overstapt en met mij wacht
in winterwind die bijtend schrijnt
tot er opnieuw een bus verschijnt.

Geen filosoof, geen dialoog,
geen vraag aan mij, wat me bewoog
alleen van huis te gaan -
maar amper in de ijle lucht
wat wolkjes adem die vergaan,
geen mens als ik hier op de vlucht
voor alle kou van het bestaan.

Daar komt de bus al op dit uur
en met een brede, blije zwier
meldt zich in mij de passagier
en is de lucht ineens geklaard,
op weg naar huis en haard.

Reacties