De Borinage


Gruis ligt als plaveisel op de wegen;
zwarte piramiden van dit koninkrijk
staan aan de horizon, als huldeblijk
aan hen die 't goud naar boven kregen.

Verder kom je niemand tegen.
Depressies hangen er in elk café
met lage wolken langs de vale wegen.
Oh, Borinage - ik draag het met me mee

- en bovendien: dit hou ik voor gezien,
het is te veel, te droef misschien
(hoewel Van Gogh eens God hier bracht,
en menigeen omhoog hielp met die kracht).

Doch in een straat waar elke hoop vervliegt,
zie ik haar touwtje springen in de wind:
een meisje en het geluk nog van een kind
dat onbedorven rond haar heupen wiegt.

De glimlach in haar kijkers laat me weten
dat overal iets van het paradijs
te vinden is, als is het grijzer nog dan grijs.
Pas daarna ben ik iets gaan eten.

Reacties