Klooster

Hij zet glazen bij de borden en bestek,
loopt langs tafels tussen kloostermuren
waar dagen langer nog dan eeuwen duren;
hier is hij thuis met God als vaste stek.

Afgunstig zie ik hoe hij waadt
door een stilte die mij onbereikbaar is,
en voel hoezeer ik het ontbeer
te zijn naar zijn gelijkenis:
zonder vrees of of twijfel in 't gelaat.

Alsof een late inkeer binnentreedt,
vraag ik me kalm, in alle ootmoed af
wanneer ik aanklop bij de poort
of dan mijn roepstem wordt gehoord,

een mens als ik, zo Godvruchtig niet,
maar zingend buiten kloostermuren
met goedbedoeld een levend lied,
als zij, al in de vroege uren.

Reacties