Biggenaat, gij zijt niet meer gelijk weleer...

 


Gent, gij zijt niet meer gelijk weleer, dichtte ooit Ledeganck,

dit vers geldt ook voor ons, waarvoor ik hem dank,

dit aangenaam dorp waar simpele vriendschap woonde,

dit wijds beroemde bosrijk land

waar wilskracht en gezond verstand

elk mens met kleine welstand loonde.

Is ‘t nu nog bakermat van grap en vrolijkheid,

trefpunt van volkse wijze eenvoudigheid?

 

Het stille schoon dat hier ten toon

gereikt werd door natuur, de ziel der mensen,

vermindert door modern geweld.

Waar zijn uw zoons, ’t zij arm of rijk,

die wroetten en werkten voor hun kroost,

terwijl moeder vrouw op akkers oogst,

zoals in De Roest, de rulle wegels zonder sporen

voorbij een hete muur van koren.

 

Waar zijn ook de helden van weleer,

de Kweik, Stekkejanis, Cois van Nard,

ze leefden vrolijk als een nar of bard,

met namen als Wiesis, Commesa en Spadder,

klauterden ze op de maatschappelijk ladder.

Heel bekend, doch niemand nog die hun namen kent.

Waar zijn die schaa mannen die ’t dorp verblijdden,

die men vanuit ‘t café huiswaarts moesten leiden…

 

‘k Ben niet bij machte ze allemaal

die ’t verdienen zou, hier nu te noemen,

de helden van de lach of van het vat benoemen,

een ander kan wel hun deugden roemen.

En in ’t dorp de warme straten van simpele huizen,

met ramen waaruit vele vlaggen lagen,

bij processies werd ons Heer gedragen,

op sneeuw van snippers, voor ’t dorp heilige dagen.

 

 ’t Centrum, de Prochepoemp, het plein met kerk,

met café’s, gevuld van mannen na het werk,

de moeders stonden klaar met ’t eten,

de kerkklok gaf het uur, om dit niet te vergeten.

Op weg naar ’t bos, voor Maria’s begankenis,

wie kent nog het heilig verhaal dat tussen bomen is,

en na de mis, de lusthoven draaiden vol plezier,

ieder was er, want na het vrome komt vertier…

 

En toch hou ik nog van u, Biggenaat, van in mijn jeugd,

mijn blije dagen, mijn verdriet en liefdesvreugd.

Het dorp waar mijn brave ouders op ’t kerkhof rusten,

waar ze me als ’t niet goed ging troostten en susten.

Ik denk aan u en hen, met uitzicht op een oude dag,

met ’t beeld van ‘t ouderhuis voor me, als een vlag.

Reacties

  1. Met de leeftijd komt de nostalgie? Alles van vroeger wordt mooier...

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is toch zo, waarde Ludo..., en het voelt warm aan...

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Niets blijft meer hetzelfde.
    Maar mooie herinneringen blijven.

    Een mooi en lang gedicht.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Mijn dorp, Hilly, is niet meer. Overal blijven we hangen aan memories...en daar worden we dan melancholisch van... En dan mag het wat langer duren...

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten