sage der vijfenzeventig ridders

vijfenzeventig ridders stonden in de blauwe nacht,
hielden stoer rond vader wacht.
onbeweeglijk scheen de maan in het rond,
zij stonden stil, de degens in de grond.

zij droegen witte mantels, wit tricot,
de helmen rood gestruisveerd, stonden zij zo.
de maan glom in hun wapens, stalen bladen
en schaarde zich op harnas en gewaden.

't zijn vaders gouden jaren die daar staan,
ze kijken fel en dapper hun schepper aan.
om beurten gaat er een en breekt de ring,

vertelt zijn leven, in grap en werk en zing.
dan gaan ze in mars verder, hun dagelijks bedrijf,
in rijen uitgelijnd, van zeven en van vijf.

(voor 75e verjaardag)

Reacties

Een reactie posten