lach en litteken

Hoe wist ik niet
dat je me verdoemde lief
wanneer ik niet bij jou vertoefde
en weer mijn gewone gangen ging.

ongewild vervloekte je
mijn kinderlijke kosmische goedheid
je stond machteloos gemaakt.

je vond mijn stem
zacht als het treuren
van de spotvogel
mijn gelaat
getekend door sporen
van een lach die wenend was;

die enkel nog zichzelf had
getuigend van iets mooiers
dat ik je geven wilde.

en jij bevestigde dié lach
zoals een geneesheer
die de doodsoorzaak vaststelt
en traag zegt: die man is dood,
die lach is dood,
gevroren daags tevoren
in een ingetogen ogenblik
van kogelregens rond zijn hart.

jij vond mijn grote ogen
die nu zo innig staren kunnen
schitterend als marmer
in de noorderzon.

marmer is gemeengoed in musea
waar vele mensen komen
en dan plechtig zeggen: kijkt,
wie dat maakte is een kunstenaar.

zó vond jij mij verlaten lief
maar verstond niet
dat ik plots ben weggegaan.

maar één jaar en één dag
rouw ik om zeer veel en velen
moegetergd door vrouwen
buigend naar bevelen.

zeg niets meer lief of niet veel.

Reacties