eenzaam in de stad

Jij bent de eerste niet, de laatste evenmin,
die stenen naar de barricade brengt,
en bloemen wisselt met de muren van de stad.

jij die je staart naar alle sterren heft,
vraagt - met lichtzinnig oog en oor -
wie is de menigte van anderen,
wie is het eenzaam ik met een vermenigvuldigd hoofd?

de menigte is zij
waarvan de laatste in de eerste moet verdwijnen,
die pelgrimeert van kruin naar wortel,
van moederkluis tot roversnest
naar het lokale graf van vrijheid.

zij is jezelf in de massaficatie,
die vluchtend voor het gepeupel
de poorten ramt der plaatselijke kerk.
en leg je neer:
je armen zijn nu torens van papier.

jij bent in het veelkoppig mensendier
partij, orgaan en sprekend lid,
afwezig als de eerste dag,
verleden als je vrouw of moeder,
toekomstig en reeds stervend in je ongeboren zoon,
gevangen in een huis waar brood en melk ontbreken.

jij rolt onder de hiel van wat en wie,
onder de minotaur van ijzer,
alleen en toch de roes van velen:
een straatsteen die niet weet
aan welke straat zijn naam gegeven is.

Reacties