eens, ik

Hij denkt dat er zon zat
in de oudheid vol taumaturgen
en cirkusspelen waar alleen
boosdoeners werden afgestraft

nu ligt hij loom
in de vrome schaduw
van een bladerloze basteboom
te snurken als een maanlandse stroom

(dit gebeurde gedurende
een snikhete zomer, die de
laatste sporen van hoop uitwiste
met zijn hitte, wetten en woorden)

erger dan de bierreuk
lacht hem vanuit de herberg met een taalfout
in het uithangbord (in de goude pijl)
de laatste suffe Van Gogh toe
voor die naar het zuiden vertrekt
en gek te worden
om de koude te vergeten
in zijn zonnebloemenbogen

hij ontwaakt wel eens
maar al wat
mistisch is is mist
geworden en hij kan zich
aan niemand meer leren kennen:

een leeuw,
een schat,
het is de mensenvriend
met grover voorkomen.

Reacties

Een reactie posten