Circus

Altijd voel ik me verwend
wanneer van verre er een tent
met vlag en al in hoge wind
me zegt dat 't circus straks begint.

Dan loop ik met versnelde pas
een andere wereld tegemoet
en vind de caissière achter glas
die mij zo vaak zo blozen doet.

Alsof bij haar iets van een feest
al voelbaar wordt, haar ogenblauw
zo blauw en aan het circus trouw
als een roman waarin je leest.

En dan het geld, je weet niet hoe,
hoe fijn het is, het toe te schuiven
om straks, de gewone wereld moe,
de paarden te zien stuiven

om in het midden te zien staan,
die kleine reus met grote neus
die net als ik met lach en traan
zich staande houdt in het bestaan.

Want binnen is de cirkel rond,
gevuld met zand tot aan de rand
waar ik vanzelf mezelf weer vond:
de clown in zijn beloofde land.

Reacties