Hoge meeuw

Trots en statig hing zij rond
door ochtendmist gedragen,
een sieraad tijdens lentedagen
dat hoog zich boven mij bevond.

Verbaasd gekeken naar die pracht,
haar lichte grijs met grijs bekleed
zoals geen schilder dat ooit deed
was fraaier nog dan ooit gedacht.

Iets uit de hoogte leek haar vlucht
wanneer zij zwevend stil bleef staan,
met niemand, noch met mij begaan
was ik voor haar alleen maar lucht.

Hooghartig bijna, soeverein
een koningin uit bevroren oorden,
een allochtoon uit 't hoge noorden
die boven mij hier thuis wil zijn.

En dan opeens die schorre kreet,
een schreeuw door merg en been
dat zij moest eten, nu meteen,
was alles wat zij deed.

Ik ga hierbij naar Nietzsche wenken,
zijn woorden die ik hier vertaal,
dat eerst 't eten komt, dan de moraal,
wat aan mensen me doet denken.




Reacties

Een reactie posten