Regen

Het begon te regenen die dag,
eerst aarzelend en ook nog zacht,
je hoorde het op het smaragd
van hoge lindebomen,
waarop de regen van die dag
in mij een vers deed komen.

Want altijd heb ik al vermoed
dat in het stil, subtiel geruis
dat wind met blaadren doet,
de regen zich geborgen weet
als ik in eigen huis.

Dan is het net of ik vergeet
waarom ik schuil, waarop ik wacht,
waarom ik altijd heb gedacht
dat regen nooit eens welkom is
als troost in 't aards gemis

- met prompt een druppel, heus,
die druipend naar beneden,
me dolgelukkig en tevreden
doet wrijven aan mijn neus.


Reacties

Een reactie posten