Lieveheersbeestje

Lieflijk zijn ze op mijn mouw,
gekomen uit een sprookjesland
en neergestreken uit het blauw,
met al hun rood van hoge stand.

Met hun stippen, groot en klein,
als kind vertaald in aantal jaren,
kon er nooit iets mooier zijn
dan ze bewonderen en bewaren.

Tweestippelig was hij nog jong
en had je er een met zeven,
dan was hij midden in zijn leven,
met elf stippen was hij oud,
het rood verkleurd tot bijna goud
bij 't laatste liedje dat hij zong.

Hoe anders is het heden.
Tot 't rijk der kevers teruggekeerd
ben je volwassen en volleerd.
Ze zijn er om de luizen van het blad
te eten - en dat is dat.

Maar toch, ik kan er niet omheen
en moet het ronduit zeggen,
wanneer zo'n nietig beestje landt
dat ik weer ben als eens voorheen
en denk dat er van hogerhand
een Lieve Heer iets uit komt leggen:

over geluk dat uit het hemelblauw
is blijven zitten op mijn mouw.


Reacties

Een reactie posten