des dichters dood

wind dronk plots met kleine ratten in een goot;
de zomer hoestte en draaide zich om op zijn stretchbed
ver weg over de vlaktes, mieren stookten hun potkacheltjes
in hun lanterfantige, naar zure adem ruikende zwarte kieltjes

en schudden de kaarten; de in lange donkere oliejassen
geklede krekels laadden en losten hun liederen,
zwijgzaam zwoegend, een dronken blues kroop over de weg,
in de verte een schreeuw van een steen, door wreed

mos besprongen; een populier die kirde, door een heks
gekieteld en dichters wezen naar hun overalls, slap hangend
als ongewassen hemden over de waslijn van de dood:

en daar stond hij dan, rustig schoffelend in zijn pas aangelegd
tuintje met flodderbonen, Magere Hein, zonder zorgen:
de liederen leefden, maar hun dichters waren dood!

Reacties

  1. De wind droogt
    zelfs de tuinbonen zijn droog.
    Maar, het water is in de bron.
    Het lied borrelt ergens en nergens.
    Dode dichters teren op zomers schrijven....

    (Er borrelde wat boven:-)


    BeantwoordenVerwijderen
  2. een waardige toevoeging, hilly, aan dit zweterig werk dat veel borrelingen nodig had! ;-) dank voor je pennevruchtjes!

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten