Mijn schoenen, door herfst geraakt,
waden door verstrooide blaren.
Ik hoor een oud, bekend geluid.
Een zacht geritsel dat soms kraakt,
iets fluistert van voorbije jaren,
de wind die door de bomen fluit.
't Is twee november, Allerzielen,
dan sta ik stil in herfstig weer
bij allen die ons eens ontvielen;
en kijk omhoog met hartezeer
naar 't spel van najaarswolken
- en leg een bosje bloemen neer
waar zij de hemelen bevolken,
alsof ze nog in leven waren
tussen de gevallen blaren.
Reacties
Een reactie posten