scherprijzend hooggebergte
omluisterd door monniksmonden
bergtoppen luisteren
en valleien knielen
hier bij zonsopgang werd hij geboren
op geheiligde hoogten die hemelsteigeren
zijn vader de kuddehoeder
verhaalde schalmeiend zijn levenslied
windklaroenen schalden opgetogen
en hun klanken
bleven nagalmen aan heuvelflanken
zonnepaarden hinnikten
door vuurrode luchten
zijn woonst
was door maangeheimenis omschemerd
door begrijpend weten zong in hem
overwinnend
de spraak van de boodschap
de geroepene ging naar de vallei
de stem geleidde hem
en toen werd hij de denker
en de denker peilde
naar het geheim van milliaden
dat zuchtte in piramiden
en in de schemer
van zwijgzame tempels
reikten zijn verwachtingen
naar ongekende zeeën en morgenlanden
waarover de veroverende wind
jonge wolken bazuinde
en zei dat in ieder mens
de denker
zou herboren worden
dacht hij en toen werd hij
de zwerver
want met in zijn ogen
de glinstering van levenshonger
ontvluchtte hij
de schaduw van mensengestalten
die de helderheid van zijn denken
versomberden
ver achter hem liet hij de steden
waarboven wervelwinden van geluiden
ronden maakten
met kleurenwentelingen van dag en nacht
en sterrenbeelden spanden raadsels
voor zijn onwetendheid
en dan voorvoelde hij zijn terugkeer
met het leven getekend
op zijn gelaat
en in zijn heimweehanden
zijn bedaard ongeduld
en het stilzwijgend aanbod
van al zijn broeders en zusters
pas dan besefte hij
en werd de wijze
en de wijze sprak
de vogels en kinderen luisterden
en de wijze sprak
en de volkeren roddelden verwaand
onbegrepen werd de woestijn zijn woon
de winden strooiden er de wijsheid
van nog oudere volkeren
zijn dromen bouwden wereldbeelden
en zijn woorden werden van inhoud zwaar
terug in de steden
begaf hij zich onder het volk
en ze noemden hem broeder
op hoeken en straten
en kruispunten in stille stegen
sprak hij zijn leer
de wijze bracht de waarheid
maar zij die hem begrepen
zwegen
omluisterd door monniksmonden
bergtoppen luisteren
en valleien knielen
hier bij zonsopgang werd hij geboren
op geheiligde hoogten die hemelsteigeren
zijn vader de kuddehoeder
verhaalde schalmeiend zijn levenslied
windklaroenen schalden opgetogen
en hun klanken
bleven nagalmen aan heuvelflanken
zonnepaarden hinnikten
door vuurrode luchten
zijn woonst
was door maangeheimenis omschemerd
door begrijpend weten zong in hem
overwinnend
de spraak van de boodschap
de geroepene ging naar de vallei
de stem geleidde hem
en toen werd hij de denker
en de denker peilde
naar het geheim van milliaden
dat zuchtte in piramiden
en in de schemer
van zwijgzame tempels
reikten zijn verwachtingen
naar ongekende zeeën en morgenlanden
waarover de veroverende wind
jonge wolken bazuinde
en zei dat in ieder mens
de denker
zou herboren worden
dacht hij en toen werd hij
de zwerver
want met in zijn ogen
de glinstering van levenshonger
ontvluchtte hij
de schaduw van mensengestalten
die de helderheid van zijn denken
versomberden
ver achter hem liet hij de steden
waarboven wervelwinden van geluiden
ronden maakten
met kleurenwentelingen van dag en nacht
en sterrenbeelden spanden raadsels
voor zijn onwetendheid
en dan voorvoelde hij zijn terugkeer
met het leven getekend
op zijn gelaat
en in zijn heimweehanden
zijn bedaard ongeduld
en het stilzwijgend aanbod
van al zijn broeders en zusters
pas dan besefte hij
en werd de wijze
en de wijze sprak
de vogels en kinderen luisterden
en de wijze sprak
en de volkeren roddelden verwaand
onbegrepen werd de woestijn zijn woon
de winden strooiden er de wijsheid
van nog oudere volkeren
zijn dromen bouwden wereldbeelden
en zijn woorden werden van inhoud zwaar
terug in de steden
begaf hij zich onder het volk
en ze noemden hem broeder
op hoeken en straten
en kruispunten in stille stegen
sprak hij zijn leer
de wijze bracht de waarheid
maar zij die hem begrepen
zwegen
Ik mag als eerste hier een reactie plaatsen.
BeantwoordenVerwijderenMooie epos de kracht van een (god)mens.
dank, mijn waarde. de godmens leest zeker mee.
BeantwoordenVerwijderen