Ik adem en ga tekeer
als het brandend braambos
waaraan muilezels knagen
en onvruchtbaar zijn
een regenhand verdampt
vooraleer ze mijn koortsdroom
heeft geblust
met vochtbare en talloze
kussen
jij raakt mij dan ergens
van heel ver aan
en plots loop ik
tussen mijlenhoge varens
met zeer teergroene stelen
het zijn paardenstaarten
zonder naalden,
het is het meest open woud
waarin ik ben
de warmte speelt
met de dauw van de morgen,
mijn ogen lachen
en zwijgen geen enkel woord,
krijgt even weer
elke verdroomde waan zin
II
ik raak de eerste kinderhanden
van de moesson aan en hier
spreken de jongste bomen graag
met de oudsten van het gras
de slijmsporen van slakken volgend
verdwaal en draai ik
in lange nachtcarrousels
en bij dageraad chopin
na een zevenjarige wandeling
geheel niet onverwacht
ontmoet ik je dan plotseling
wanneer je vanachter een reuzenbloem
lachend naar mij komt
en van mij heb je geleerd
jouw naaktheid niet te verbergen
ik ben weer blij en jij erbij
dat je de vrouw bent van wie men zegt
dat zij niet ernstig kan zijn
jouw trekken zijn niet romeins
maar je bewegingen
de ritus van een zuiders danser
III
je vertelt me heel die tijd
weg te zijn geweest
verplicht verblijvend
in een andere roman
waar ouderlingen wonen
kinderen niets dan huilen
tempels raad geven
aan beklagenswaardigen
en ik geloof je helemaal
want het is de waarheid
die je zegt
ik ken de schrijvers van die romans
maar al te goed
ook ik kwam eens van daar
waar het gevoel van de drie
duizendjarig ingesneeuwde mammoets
aan wiens hersens alle dagen
horden wolfshonden vreten
de seizoenen vult
en toen ik de boodschap bracht
dat elke geest eens vloeide
door een navelstreng
werd ik verbannen naar de stilte
van een voorwerelds asiel,
mijn beeldspraak
was een spraakgebrek geworden
maar kom, laat ik mij nu ontkleden
en in de glooien van ons samenzijn
met jou de middagzon verstrooien
van nu af aan zijn wij
slechts dank verschuldigd
aan het rond zijn van de wereld
aan het vol zijn van een bron
en aan de kleuren van het lichaam
ons is de gulheid
van de moesson
als het brandend braambos
waaraan muilezels knagen
en onvruchtbaar zijn
een regenhand verdampt
vooraleer ze mijn koortsdroom
heeft geblust
met vochtbare en talloze
kussen
jij raakt mij dan ergens
van heel ver aan
en plots loop ik
tussen mijlenhoge varens
met zeer teergroene stelen
het zijn paardenstaarten
zonder naalden,
het is het meest open woud
waarin ik ben
de warmte speelt
met de dauw van de morgen,
mijn ogen lachen
en zwijgen geen enkel woord,
krijgt even weer
elke verdroomde waan zin
II
ik raak de eerste kinderhanden
van de moesson aan en hier
spreken de jongste bomen graag
met de oudsten van het gras
de slijmsporen van slakken volgend
verdwaal en draai ik
in lange nachtcarrousels
en bij dageraad chopin
na een zevenjarige wandeling
geheel niet onverwacht
ontmoet ik je dan plotseling
wanneer je vanachter een reuzenbloem
lachend naar mij komt
en van mij heb je geleerd
jouw naaktheid niet te verbergen
ik ben weer blij en jij erbij
dat je de vrouw bent van wie men zegt
dat zij niet ernstig kan zijn
jouw trekken zijn niet romeins
maar je bewegingen
de ritus van een zuiders danser
III
je vertelt me heel die tijd
weg te zijn geweest
verplicht verblijvend
in een andere roman
waar ouderlingen wonen
kinderen niets dan huilen
tempels raad geven
aan beklagenswaardigen
en ik geloof je helemaal
want het is de waarheid
die je zegt
ik ken de schrijvers van die romans
maar al te goed
ook ik kwam eens van daar
waar het gevoel van de drie
duizendjarig ingesneeuwde mammoets
aan wiens hersens alle dagen
horden wolfshonden vreten
de seizoenen vult
en toen ik de boodschap bracht
dat elke geest eens vloeide
door een navelstreng
werd ik verbannen naar de stilte
van een voorwerelds asiel,
mijn beeldspraak
was een spraakgebrek geworden
maar kom, laat ik mij nu ontkleden
en in de glooien van ons samenzijn
met jou de middagzon verstrooien
van nu af aan zijn wij
slechts dank verschuldigd
aan het rond zijn van de wereld
aan het vol zijn van een bron
en aan de kleuren van het lichaam
ons is de gulheid
van de moesson
van mij mag dit prachtige werk ( en nog vele andere ) van jou in de bundel 'verzameld werk van grote dichters'
BeantwoordenVerwijderenmijn beentjes zijn te kort, k. voor die groten...;-)
BeantwoordenVerwijderen